321.5.1.1 Wijzigen groepen Type Bezitsinfo en Algemeen[//]

Wanneer u op het Verschijningspatroon scherm Groep 1 (Type bezitsinfo) of Groep 2 (Algemeen) kiest verschijnt het Wijzig verschijningspatroon scherm.

Velden op het scherm

Omschrijving – dit veld is afgeschermd en bevat de omschrijving van het type bezitsinfo.

Leveranciersnummer – het referentienummer van de leverancier kan hier alleen ingevoerd worden als het niet al is ingevuld op het niveau van het abonnement. Wanneer het op dit niveau wordt ingevoerd zal een zoekactie op het referentienummer van de leverancier kunnen bepalen welk type bezitsinfo er ontvangen wordt.

Status – Actief – het verschijningspatroon is actief. Inactief – het verschijningspatroon is vervangen door een latere versie en wordt niet meer gebruikt.

Nummering – bepaalt de nummering van de voorspelde aflevering. Het is mogelijk tot zeven niveaus te bepalen. Voor elk niveau zijn er vier velden die samen bepalen hoe de nummers voorspeld worden.

1.         Labels –bepaal een label voor elk niveau dat u wilt gebruiken. Neem ook de interpunctie op. De meeste patronen hebben minimaal 1 niveau. Plaats deze tekst tussen ronde of vierkante haken wanneer u de tekst niet wilt tonen in geval de nummering wordt getoond. Plaats de tekst tussen accolades wanneer u de informatie van een bepaald niveau helemaal niet wilt tonen in het overzicht van voorspellingen. In dit geval is het niveau aangemaakt om correcte voorspellingen te doen, maar u wilt het niet laten zien. Wanneer u bijvoorbeeld een publicatie heeft met twee soorten nummers (v. en nr.) en u wilt twee afleveringen voorspellen met dezelfde nummering maar verschillende chronologie, maakt u een derde niveau aan (dl.) en zet dit tussen accolades, geeft aan dat er twee delen zijn en de nummering op herstart. Dan wordt de voorspelling iets als dit: v.23:nr.2(2003:Februari), v.23:nr.2(2003:Maart), v.23:nr.3(2003:April).

2.         Nummeringscode (*) – bepaalt van welk type de nummering op dit niveau is: numeriek, alfabetisch, Romeinse cijfers of een constante. Gebruik functietoets F8 (of tik ?L in) om een lijst met geldige codes op te roepen en er een te selecteren. Deze codes zijn gedefinieerd in AFO 367.9.

3.              Aantal delen – bepaalt uit hoeveel eenheden op het geselecteerde niveau het hogere niveau bestaat. Wordt bij het voorspellen gebruikt om te bepalen wanneer de nummering van het hogere niveau opgehoogd moet worden. Geef een aantal op voor elk niveau behalve het eerste. In dit voorbeeld vormen 12 afleveringen 1 jaargang.

4.         Doornummeringscode (*) – bepaalt of de nummering op het geselecteerde niveau oneindig doorloopt of herstart wanneer het hogere niveau wijzigt. Als “v. 25, nr. 12” is ontvangen, is het volgende nummer dan “v.26, nr. 13” (doorlopend) of “v. 26, nr. 1” (herstart). Gebruik functietoets F8 (of tik ?L in) om een lijst met geldige codes op te roepen en er een te selecteren. Deze codes zijn gedefinieerd in AFO 367.8.

Chronologie – datum informatie om die de aflevering identificeert. Het is mogelijk tot 4 niveaus van chronologie te definiëren. Voor elk niveau zijn er twee velden die samen bepalen hoe de datum informatie wordt voorspeld.

1.         Labels – bepaal een label voor elk niveau dat u wilt gebruiken. Plaats deze tekst tussen ronde of vierkante haken wanneer u de tekst niet wilt tonen in geval de chronologie wordt getoond. Bijvoorbeeld “(jaar) (maand)” wordt getoond als “2005:NOV”. Wordt door het systeem gebruikt bij invoeren/tonen bezitsinfo, lijst van delen en samenvatting bezit.

2.         Chronologie code (*) – Geef een chronologie code op. Geeft aan hoe de datum informatie op het geselecteerde niveau getoond wordt, bijvoorbeeld “jaar (JJJJ), maand (MMM)”. Gebruik functietoets F8 (of tik ?L in) om een lijst met geldige codes op te roepen en er een te selecteren. Deze codes zijn gedefinieerd in AFO 367.6. Wordt door het systeem gebruikt om data in bezitsinfo te genereren en om door de gebruiker ingevoerde data te controleren

Basis niveau – Dit is doorgaans het laagste niveau maar in maand-gebaseerde patronen kan dit ook het op een na laagste niveau zijn. Wordt door het systeem gebruikt bij het voorspellen om te bepalen of een verandering in maand een verandering in nummering betekent. De nummering van laagste en een na laagste niveau worden ook beïnvloed door de Nummeringscode en aantal delen van het laagste niveau.

·                Wanneer het laagste niveau het basis niveau is – In dat geval (in ons voorbeeld 2) zal een verandering van maand geen invloed hebben op de nummering op het laagste niveau. Wanneer de nummeringscode voor het laagste niveau ‘doorlopend’ is zal de nummering op dit niveau oneindig doorlopen. Wanneer de nummeringscode voor het laagste niveau ‘herstart’ is zal de nummering op dit niveau elke “M” afleveringen opnieuw beginnen (waarbij M = aantal delen). In beide gevallen wordt de nummering van een niveau hoger elke “M” afleveringen opgehoogd.

·                Wanneer het op een na laagste niveau het basis niveau is – In dat geval (bijvoorbeeld niveau 2 als er 3 niveaus zijn) kan het systeem patronen aan met verschillende aantallen afleveringen per maand. Wanneer de nummering op het laagste niveau ‘doorlopend’ is zal de nummering op dit niveau oneindig doorlopen. Wanneer de nummeringscode voor het laagste niveau ‘herstart’ is zal de nummering op dit niveau elke nieuwe maand opnieuw beginnen (of elke “M” afleveringen, wat er eerst is). In beide gevallen wordt de nummering van een niveau hoger opgehoogd als er een nieuwe maand begint (of elke “M” afleveringen, wat er eerst is).

Frequentie – De frequentie waarmee de publicatie verschijnt. Afkomstig uit de lijst met frequentiecodes behorend bij de MARC21 of UNIMARC standaard. Deze codes zijn louter informatief, met uitzondering van vijf codes die wel door het systeem geïnterpreteerd worden: tweejaarlijks – herhaal het patroon elke twee jaar, driejaarlijks – herhaal het patroon elke drie jaar, vierjaarlijks – herhaal het patroon elke vier jaar, vijfjaarlijks – herhaal het patroon elke vijf jaar en tienjaarlijks – herhaal het patroon elke tien jaar. Het systeem gebruikt deze informatie bij het voorspellen van jaren voor verwachte afleveringen. Deze codes zijn gedefinieerd in AFO 367.4.1.

Frequentie commentaar – Opmerkingen bij de frequentie. Bijvoorbeeld: “juli/augustus is een gecombineerde aflevering”, “soms is er een extra nummer in december”.

Automatisch voorspellen – Als dit is aangevinkt voorspelt het systeem nummering, chronologie en verwachte ontvangstdatum. Voorspellingen worden in een apart scherm getoond. Vink dit niet aan wanneer het patroon te onregelmatig is om te voorspellen. De nummering die u hier aangeeft wordt gebruikt voor alle verwachte afleveringen.

Bezitsinfo comprimeren – geeft aan of bezitsinformatie kan worden gecomprimeerd of uitgebreid op basis van computer algoritmen. Wanneer dit is aangevinkt wordt bezitsinformatie getoond als een reeks (bijv. v.1-v.5). Als dit niet is aangevinkt (of bij indexen) omvat de bezitsinformatie alle afleveringen (bijv. v.1,v.2,v.3,v.4,v.5).

Datum bereik – periode waarvoor nummering en chronologie geldt. Bijvoorbeeld Vol.23 No.2- (1991:February- ) voor een patroon waarbij de voorspelling gestart is met de februari-aflevering van 1991. Voordat u de Kopieer optie gebruikt om dit patroon te deactiveren en een nieuw actief patroon te maken kunt u hier iets invullen. Deze informatie wordt opgeslagen, maar het systeem doet er verder niets mee.

Opmerkingen bij navigatie door dit invulscherm